|
"Mag iemand nog
een mindere periode
hebben?" |
Richting het einde van de reis loopt de pelgrim door een diep dal. Dit dal staat symbolisch voor de zijn afstand tot God. Afstand veroorzaakt door zijn diepe schuld. Hoe kun je, met de ontmoeting met God voor de boeg, recht voor God staan?
Het woordje 'maar' van vers 4 vat heel het evangelie samen: wat voor mensen onmogelijk is, maakt God mogelijk. Onze schuld ontmoet barmhartigheid bij God. Bij hem is vergeving. Gods eigen Zoon neemt onze plaats op het 'zondaarsbankje' over. Daarom is er voor ons bevrijding bij de Heer, altijd weer (vers 7).
Gods genade schiet nooit tekort. Zijn liefde is verankerd in zijn wezen en zijn wil. Het vindt zijn bron in Gods wezen en niet in ons gedrag. Gelukkig maar, want onze liefde is als ochtendmist: het verdampt waar je bij staat (Hosea 6,4).
Wij mensen kunnen niet zonder de kracht van vergeving. Zonder vergeving kunnen wij God niet ontmoeten en is onze pelgrimsreis vergeefs. Ook onderling kunnen wij niet zonder vergeving. Want schuld zet je vast in het verleden, waardoor je niet verder kunt. Het ontneemt je de adem en trekt je omlaag.
Is er in onze maatschappij - die ons vaak keihard afrekent op ons resultaat - nog ruimte voor falen? Mogen er nog fouten gemaakt worden? Mag iemand nog een mindere periode hebben? Psalm 130 leert ons over Gods barmhartigheid, die ruimte schept voor schuldige mensen die op het zondaarsbankje zitten.
Dowload deze kringpaper